Probeer om te keren
Freelance communicatieprofessional en tekstschrijfster
21325
page-template-default,page,page-id-21325,stockholm-core-2.4,select-theme-ver-9.6,ajax_fade,page_not_loaded,popup-menu-fade,,qode_menu_,wpb-js-composer js-comp-ver-6.13.0,vc_responsive

Probeer om te keren

 

Impuls: Probeer om te keren

“Probeer om te keren,” klonk schel door de kleine auto. Ze keek in haar spiegel en over haar linker schouder. ‘Hier?’ dacht ze. ‘Nu?’ Ze haalde even haar voet van de gaspedaal, maar reed toen toch verder.

 

“Probeer om te keren.”

 

Weer die stem. Ze had gezocht in de instellingen naar een vriendelijkere stem. Bij voorkeur van een man, die vond ze altijd aardiger klinken dan de vrouwen die dit soort systemen inspraken.

 

“Probeer om te keren.”

 

“Jahaa, ik weet het, ik rijd verkeerd!” viel ze uit tegen haar GPS. “Zelfs mét navigatie rijd ik verkeerd. Zó slecht is mijn richtingsgevoel. Laat me nu even nadenken, oké?” Opnieuw keek ze naar de weg. Er waren geen andere weggebruikers. Niemand achter haar, geen tegemoetkomend verkeer. Zou ze…?

 

“Probeer om te keren.”

 

Ik had die Vlaamse moeten houden, dacht ze. Die klonk vele malen minder dwingend. Geduldiger. Die zei ‘Indien mogelijk, keren.’ Dat maakte toevallig wel alle verschil. Indien mogelijk. Op een provinciale weg verkeerd rijden, ’s nachts, in een landelijke en bochtige omgeving. Die Vlaamse begreep vast en zeker – zeker en vast – dat ze dan niet moest komen met ‘Probeer om te keren’.

 

“Probeer…”

 

“KOP DICHT!” Ze was al die tijd geen vluchtstrook, geen oprit tegengekomen. Geen ‘Indien mogelijk’. De rode streep op haar GPS bleef onverbiddelijk de andere kant op wijzen. Hoe verder ze reed, hoe meer ze de bewoonde wereld – voor zover je daarvan kon spreken in dit van God verlaten oord – achter zich leek te laten. Straatverlichting had ze al even niet meer gezien, het enige licht buiten kwam van haar eigen koplampen. De binnenkant van de auto was iets verlicht door het scherm van haar GPS, waarop een enkele witte streep dwars door het donker liep, met daarin die rode lijn. Ze stak haar tong uit naar het apparaat.

 

“Probeer om te keren.”

 

Ze zuchtte. “Ik weet het, mens. Ik weet het. Ik doe het fout. Zelfs dit doe ik fout. Hals over kop midden in de nacht het huisje verlaten en dan verdwalen. Mét GPS. Misschien had hij gelijk. Ik ben niemand en ik kan niets. Kijk mij nou.” Opnieuw keek ze naar de weg buiten. ‘Een weekendje weg van alles,’ had hij het genoemd. Ze had niet voorzien hoe letterlijk hij dat bedoelde. Hun vakantiehuisje stond midden in een bos, in de middle of nowhere. Er waren verder geen huizen, geen mensen in de omgeving, en geen andere auto’s op de weg op dit tijdstip.

 

“Probeer om te keren.”

 

Het was een kwestie van tijd tot er een auto achter haar zou opduiken. Zijn auto. Ze had het licht in de slaapkamer zien aangaan, net toen ze de auto had gestart. Ze had extra gas gegeven toen ze het pad afreed, maar via haar achteruitkijkspiegel duidelijk het gordijn zien bewegen. Hij zou nooit zomaar accepteren dat ze met de noorderzon vertrok. Ze wist 100% zeker dat hij nu in zijn auto zat, veel te hard rijdend, op zoek naar haar, op weg terug naar de stad.

 

“Probeer om te keren.”

 

Ze lachte. Zachtjes. Harder, steeds harder. Schaterend zat ze in de auto, met voor haar de donkere weg en achter haar – niets. Ze stak haar middelvinger op naar haar GPS. Nog altijd wees de rode lijn naar beneden. Ze trapte haar gaspedaal dieper in en voelde hoe het autootje hing in de bochten. Harder, steeds harder ging ze. Nog altijd lachte ze, haar hoofd in haar nek.

 

“Probeer om te…”

 

Haar hand had feilloos de uitknop weten te vinden. Bij de volgende bocht gaf ze nog wat gas bij.